Anoniem leed heeft een gezicht
Het is inmiddels de derde week dat ik vanuit mijn huis aan het werk ben. Ik heb een zekere regelmaat gevonden en ogenschijnlijk lijkt het thuiswerken heel relaxed. Regelmatig heb ik via internet contact met studenten en collega’s, ik drink een kop koffie met mijn echtgenote en maak af en toe een wandeling. Buiten schijnt de zon, de natuur staat op het punt om voluit te gaan bloeien en groeien. Het zoomen van een hommel maakt het zelfs al wat zomers. Toch hangt er een grote schaduw over dit zonnige geheel. Wij hebben voorlopig allemaal “huisarrest” en moeten uit zorg voor elkaar en voor onszelf in onze huizen en tuinen blijven zitten. Op Facebook vermaken we ons met het delen van jeugdfoto’s, onze lievelingsmuziek en allerlei andere onschuldige spelletjes of wij verliezen ons in de eindeloze tijdlijnen en reageren op elkaar in zinloze discussies.
Ik heb besloten om nog maar één keer per dag naar het nieuws te kijken. Een overdaad aan informatie maakt mij in ieder geval niet gelukkig. Tegelijkertijd blijven er berichtjes van kinderen en vrienden binnenkomen. Over drie weken verwachten onze jongste zoon en zijn vrouw hun eerste kindje. Wat kijken wij hier naar uit! Op dit moment verlangen wij er naar dat we het kindje in onze armen kunnen houden maar beseffen dondersgoed dat we wellicht al blij mogen zijn als we het gewoon real life kunnen zien.
Nederland ligt door heel deze situatie plat en dit heeft een enorme impact op ons leven. De wetenschap dat dit niet alleen ons hier in Nederland treft maar dat dit wereldwijd een probleem is, biedt weinig troost. Sterker nog, wij zijn enorm geschrokken van berichten van vrienden uit Uganda. In eerste instantie kon ik de verhalen en beelden niet geloven en hoopte ik met heel mijn hart dat het fake nieuws zou zijn. Maar voor deze realiteit heb je geen ziekelijke fantasie nodig, het blijkt werkelijk zo erg te zijn.
Een Ugandese vriend van ons vertelt hoe hij nu vast zit in het dorpje van zijn ouders in het Zuid-Westen van Uganda. Een dag reizen vanaf Kampala waar hij studeert. Al het transport (zowel openbaar vervoer als privé vervoer) is verboden. Mensen mogen niet naar buiten, zelfs het kopen van eten is een gevaarlijke onderneming. Mensen die noodgedwongen de straat opgaan om eten voor hun gezin of voor zichzelf te kopen worden regelmatig met stokken geslagen door de politie en de militairen. Er is een avondklok ingesteld en de straten van Kampala lijken volgens ooggetuigen op een oorlogsgebied. Onze vriend zit in een relatief rustig dorpje in de bergen aan de grens met Rwanda maar hij en zijn familie maken zich grote zorgen over het jongere broertje. Hij bleef namelijk achter in de buurt van Kampala. Een paar maanden geleden was hij bij zijn oudere broer gaan wonen, om naar de secondary school te gaan. Een optimistische goedlachse tiener die naar de grote stad is gekomen om te werken aan zijn toekomst. Om reiskosten te besparen was hij vorige week maar niet met zijn broer meegegaan, deze zou immers na 4 dagen weer terugreizen naar de hoofdstad. Nu zit deze tiener alleen in een vreemde stad die compleet op slot zit en waarin iedereen bang is voor de ander. Gisteravond hadden ze heel even telefonisch contact met elkaar en vertelde de jongere broer huilend dat hij honger heeft maar niet de straat op durft vanwege het geweld van de politie.
Met tranen in onze ogen laten wij dit verhaal tot ons doordringen. Ik besef dat er ontelbaar veel mensen zijn die op dit moment in angst leven en niet weten hoe de nabije toekomst eruit ziet. Wij zijn verdrietig en verward doordat ons leven zo ingrijpend is veranderd de laatste weken. Al onze plannen richting de toekomst lijken te verdampen. Ons kleine leed en onze kleine verliezen concurreren met het grote verdriet en het grote verlies. Ik merk dat ik al dagen rondloop met tranen achter en in mijn ogen. Een groot deel van de tijd laat ik deze tranen naar binnenlopen en zo langzamerhand begin ik er in te verdrinken. Er is zoveel anoniem leed, zoveel angst zonder naam en gezicht, mijn hart kan het niet bevatten en het liefst zou ik het willen ik vergeten. Het liefst ga ik naar buiten en kijk hoe de voorjaarszon fleurig op de bloeiende tulpen schijnt. Maar steeds weer gaan mijn gedachten en mijn hart weer uit naar die jongen die eenzaam op de betonnen vloer van zijn kale kamertje zit. Met angst in het hart en honger in de maag. Anoniem leed heeft een naam en een gezicht. Deze jongen heeft een naam en een gezicht, hij heeft ouders die enorm bezorgd zijn en niet weten wat ze moeten. En ook wij weten het op dit moment niet. We bidden voor hem, we bidden voor elkaar wetende dat er bij God geen anoniem leed bestaat, Hij kent onze tranen, Hij bewaard ze allemaal in een kruik. (Psalm 56 vers 9)
Dit virus raakt ons allemaal maar opnieuw wordt op een hele pijnlijke manier duidelijk dat als er ergens een crisis uitbreekt dat de meest kwetsbare mensen het hardst getroffen worden.